Black Tiger;225649 zei:
Maar hoe zet je zoiets bijv. om? -L+36=√L (fictief voorbeeld).
the matrix heeft e.e.a. al goed uitgelegd. Om op je vraag in te gaan:
hoe los je -L + 36 = √L op?
hulpmiddel: vul voor √L even in √4 dan weet je dat de uitkomst +2 en -2 is, want
+2 * +2 = 4 maar -2 * -2 is ook 4
Hoe je dat oplost: je mag in een vergelijking veel doen, zo als vermenigvuldigen, delen, kwadrateren, worteltrekken enz. zo lang je links van het = teken maar het zelfde doet als rechts van het = teken
Een wortel kun je uitreken (uit je hoofd, rekenmachine/-lineaal, Excel etc), maar je kunt ook de hele vergelijking kwadrateren. Immers het kwadraat van √4 = 4
dus
-L + 36 = √L gaan we kwadrateren: (-L+36)? = (√L)?
dat is gelijk aan
(-L+36)? = L
nu nog even als tip hoe je (-L+36)? uitrekent want daar komt het
dubbele produkt weer om de hoek kijken:
(-L+36)? = (-L)? + 2.-L.36 + 36? = L? + 72L + 36? = L? + 72L + 1296 => zie volgende bericht want dit is fout, moet zijn: L?
- 72L + 1296